Over trombose
Trombose is een aandoening, waarbij ongewenste bloedstolsels in de bloedvaten ontstaan. Het stolsel kan groter worden (bloedprop) en een bloedvat afsluiten, waardoor de aandoening levensgevaarlijk kan zijn.
Zo’n bloedstolsel kan in elk bloedvat (in zowel aders als slagaders) ontstaan. Een aantal vormen van trombose zijn:
Oorzaken trombose
Dankzij uw natuurlijke bloedstolling worden wondjes automatisch gedicht. Bij trombose blijft het bloed echter stollen, ook al is de wond al dicht. Of zelfs als er geen wond is.
Bekende oorzaken van trombose zijn:
- Ouderdom
- Erfelijkheid
- Hartritmestoornissen
- Operaties
- Ernstige ziektes
- Overgewicht
- Zwangerschap
- Vaak vliegen
- Langdurig stilzitten of liggen
Bij wie komt het voor?
Trombose kan iedereen, jong en oud, overkomen. Mensen hebben echter meer kans op trombose bij:
- Roken
- Aderverkalking
- Een hoog cholesterolgehalte
- Een hoge bloeddruk
- Gebruik van anticonceptie pil
- Diabetes
Wat is trombose?
Alles over trombose in vogelvlucht
Men spreekt van trombose als er bloedstolsels in uw bloedvaten ontstaan. Als zo’n bloedstolsel, bloedprop (trombo-embolie) een van uw aderen of slagaderen afsluit, kan dat (levens)gevaarlijk zijn. Trombose is niet per se aan leeftijd of leefstijl gebonden. In principe kan het iedereen overkomen.
Maar hoe ontstaat trombose eigenlijk? En welke gevolgen kan zo’n bloedstolsel dan hebben? U leest erover in dit blog.
Ontstaan trombose
In uw bloed zitten stollingsfactoren en antistollingsfactoren: eiwitten die de bloedstolling aansturen. De bloedplaatjes en stollingsfactoren zorgen voor een stolsel, waarmee een wond netjes wordt afgedicht en er geen verder bloedverlies kan optreden. Is de wond genezen, dan ruimt uw lichaam dat stolsel – normaal gesproken – vanzelf weer op. Antistollingsfactoren zorgen er daarentegen juist voor, dat de bloedstolling wordt afgeremd.
Als die stollingsfactoren in uw bloedplasma niet goed in balans zijn, dan blijft het bloed stollen en kunnen bloedstolsels in uw bloedvaten ontstaan. Ook als er geen wond is. Als zo’n bloedstolsel vervolgens losraakt van de vaatwand en een bloedvat afsluit, dan is er sprake van trombose.
Soorten trombose
Trombose ontstaat vaak in dieper gelegen of verbindende aderen. We noemen dat een diep-veneuze trombose (DVT). Trombose kan ook in de oppervlakkige aders (veneuze trombose) of slagaders (arteriële trombose) voorkomen. Bij trombose kan het bloed niet – of niet goed – wegvloeien.
Verschillende soorten van trombose zijn:
- Trombosebeen
- Trombosearm
- Herseninfarct (CVA, beroerte, TIA, hersenbloeding)
- Hartinfarct
- Longembolie (afsluiting van de longslagader)
- Oogtrombose of ooginfarct
Oorzaak trombose
Bekende (mogelijke) oorzaken van trombose zijn:
- Pilgebruik
- Ouderdom
- Erfelijke afwijkingen
- Hoog cholesterolgehalte
- Hoge bloeddruk
- Hartritmestoornissen
- Operaties
- Ernstige ziektes
- Diabetes
- Roken
- Overgewicht
- Zwangerschap
- Vliegreizen
- Langdurig gipsverband
- Langdurig zitten of liggen
Symptomen trombose
Trombose geeft niet altijd klachten en is soms lastig vast te stellen. De symptomen die kunnen optreden zijn daarbij ook nog eens afhankelijk van het type trombose dat optreedt. Veel voorkomende trombose-symptomen zijn:
- Plotselinge zwelling
- Een (strakgespannen) rode, blauwe en/of glanzende huid
- Benauwdheid
- Koorts
- Shockverschijnselen of bewustzijnsverlies
- Hevige hoofdpijn
- Uitvalsverschijnselen
- Spraakstoornissen
- Pijn op de borst (angina pectoris)
- Pijn tussen de schouderbladen
- Pijn bij (diep) ademhalen
- Hoesten (plotselinge prikkelhoest of bloed ophoesten)
- Verhoogde hartslag
- Plotselinge vermindering van zicht
- Plotseling ontstaan van vlekken of lichtflitsen
Gevolgen trombose
De gevolgen bij het uitblijven van een snelle, adequate behandeling kunnen zeer ernstig – levensbedreigend – zijn. Neem bij een vermoeden van trombose dan ook altijd en direct contact op met uw arts. Of bel meteen 112. Hoe sneller u wordt geholpen, hoe minder de kans op blijvende schade. Dus: hoe groter de kans op volledig herstel.
Trombosebehandeling
Als bij u trombose of een (long)embolie wordt vastgesteld, krijgt u meteen laagmoleculaire gewichtsheparine injecties toegediend, in combinatie met antistollingstabletten. Heparine-injecties hebben namelijk een direct antistollend effect. Bij tabletten duurt dat iets langer. Zodra de antistollingstabletten goed werken, wordt veelal gestopt met de injecties en wordt de antistollingsbehandeling voortgezet.
Soorten antistollingsmiddelen
Iemand die trombose heeft gehad, moet meestal – niet altijd – levenslang antistollingsmiddelen gebruiken. Antistollingsmiddelen zorgen ervoor dat het bloed niet te snel stolt, waardoor het ontstaan en groeien van bloedstolsels wordt voorkomen.
Bij een antistollingsbehandeling maakt men gebruik van anti-trombotica, bloedverdunners, ofwel: antistollingsmiddelen.
Zoals elk medicijn heeft ook elk antistollingsmiddel zijn voordelen, nadelen en bijwerkingen. En niet elk stollingsmiddel is zomaar voor iedereen geschikt. De behandelend (huis)arts of specialist bepaalt in overleg met zijn of haar patiënt – op basis van gezondheidssituatie en/of leefstijl – welk antistollingsbehandeling het beste bij hem of haar past.
De (online) trombosedienst
Het effect van antistollingsmedicatie is vast te stellen door het meten van de zogenaamde ‘INR-waarde’. Als trombosepatiënt kunt u daarvoor periodiek naar de regionale trombosedienst of de prikpost, u kunt er ook voor kiezen om zelf uw INR-waarde te meten. Door middel van een (vrijwel pijnloze) vingerprik – vergelijkbaar met de handeling bij diabetici die zelf meten – monitort u uw antistollingswaarde, die geeft u via internet ter controle aan uw trombosedienst door. Het voordeel van trombose zelfzorg is dat u niet gebonden bent aan de lokale prikpost, maar dat u kunt gaan, staan en meten waar u maar wilt. Ook bij verblijf in het buitenland.
▶️ Lees ook:
Voor oudere, hulpbehoevende en/of aan huis gebonden mensen is er ook ‘geholpen trombosezorg’: het gemak van thuis zelf meten, met een beetje hulp van de thuiszorg- of wijkzuster.
De INR-waarde
De INR-waarde is een internationaal vastgestelde norm die aangeeft hoe snel – of langzaam – het bloed stolt. Van nature is de INR-waarde bij iedereen 1. Heeft u bijvoorbeeld een INR-waarde van 2? Dat betekent dat uw bloed twee keer zo langzaam stolt, dan bij een ander. Normaal gesproken is de bloedstollingstijd ongeveer 15 seconden, dus bij een INR van 2 is de stollingstijd ongeveer 30 seconden.
Valt de INR-waarde (langdurig) buiten het voor u vastgestelde streefgebied en/of is uw INR-waarde erg onstabiel? Dan kan het doseerteam van uw trombosedienst besluiten de dosering van uw antistollingsmiddelen aan te passen.
Voorkomen trombose
Iemand waarbij de diagnose trombose al eens is vastgesteld, heeft veelal meer kans om het weer te krijgen. Wat kunt u zelf nog doen om trombose te voorkomen?
- Neem antistollingsmedicatie zoals voorgeschreven
- Draag steunkousen indien voorgeschreven
- Draag gemakkelijke, loszittende kleding & schoenen
- Leef gezond (rook niet, wees zuinig met alcohol en eet gezond, gevarieerd en matig)
- Beweeg voldoende (zo stimuleert u uw bloedsomloop)
- Vermijd langdurig zitten of liggen (daardoor vertraagt en/of blokkeert uw bloedstroom)
▶️ Lees ook:
(Trombose)zorg voor uzelf. Altijd & overal.