Alles over antistollingsmiddelen

Antistollingsmiddelen • De Nationale Trombose Dienst

Antistollingsmiddelen

Antistollingsmiddelen – in de volksmond ook wel ‘bloedverdunners’ genoemd – zijn medicijnen die trombose voorkomen. Ze:

  • Verminderen de kans op bloedstolsels
  • Verminderen het risico op hart- en vaatziekten
  • Vergroten de kans op een (interne) bloeding

Maar wat zijn antistollingsmiddelen nou precies? Welke soorten zijn er en hoe werken die? En hoe weet u, welk antistollingsmiddel het meest geschikt is voor uw specifieke, persoonlijke situatie?

 

Wat zijn antistollingsmiddelen?

Antistollingsmiddelen (anticoagulantia) zijn medicijnen die worden gebruikt om de stolling van het bloed te vertragen. Bloedstolling is een natuurlijk proces dat helpt bij het stoppen van bloedingen, denk aan het wondje dat als vanzelf door uw lichaam wordt hersteld.

Als u echter – om welke reden dan ook – last heeft van een overmatige stollingsneiging, dan kan dat leiden tot gevaarlijke bloedstolsels die de bloedvaten kunnen blokkeren.

Bloedstolling in balans

Antistollingsmiddelen helpen dat risico te verminderen door het bloed minder snel te laten stollen. Ze herstellen als het ware de stollingsbalans: het bloed stolt niet te veel, maar ook niet te weinig – want dan kunnen er i.p.v. bloedstolsels juist weer spontane, ongewenste bloedingen ontstaan.

 

Wanneer krijgt u (preventieve) antistollingsmedicatie?

Als er sprake is van een verhoogd risico op trombose. Denk bijvoorbeeld aan mensen:

  • Boven de 75 jaar
  • Met morbide obesitas
  • Die een operatie moeten ondergaan
  • Die een TIA, infarct of embolie hebben gehad
  • Met een (erfelijke) bloedstollingsziekte
  • Met andere medische aandoeningen, zoals angina pectoris of boezemfibrilleren

 

Wie bepaalt welk antistollingsmiddel u moet nemen?

Dat wordt meestal – in overleg met u – bepaald door een medische professional, zoals een arts of een specialist in de cardiologie, hematologie of interne geneeskunde.

Die beslissing hangt overigens af van verschillende factoren, denk aan:

 

  • De ernst van uw situatie

    Gaat het om een acuut noodzakelijke oplossing – bijvoorbeeld in geval van een levensbedreigende hartaanval of herseninfarct – of een (preventieve) lange termijn behandeling?

  • Het type aandoening

    Voor mensen met atriumfibrilleren kan bijvoorbeeld een ander antistollingsmiddel worden voorgeschreven dan voor mensen met een kunsthartklep.

  • Uw persoonlijke leefsituatie

    Uw levensstijl, persoonlijke voorkeuren en mate van zelfredzaamheid kunnen ook een rol spelen.

    Bent u bijvoorbeeld wel of niet punctueel als het gaat om het innemen van medicatie? Bent u veel onderweg of in het buitenland? Bent u aan huis gebonden? Of heeft u een geestelijke en/of lichamelijke beperking waardoor u bepaalde handelingen zelf niet (goed) kunt uitvoeren? Het zijn zomaar een paar voorbeelden van factoren die mee kunnen spelen in het besluit over welk antistollingsmiddel wordt voorgeschreven

  • Eventuele risicofactoren

    Sommige antistollingsmiddelen hebben een hoger risico op bloedingen, terwijl andere effectiever kunnen zijn bij het voorkomen van bloedstolsels. Heeft iemand bijvoorbeeld een verhoogde bloedingsneiging vanwege een al dan niet erfelijke (stollings)ziekte zoals hemofilie of immuun trombocytopenie (ITP)? Dan wordt het type anticoagulantia daarop afgestemd.

  • Uw medische geschiedenis en situatie

    Niet elk antistollingsmiddel is zomaar voor iedereen geschikt. De behandelend arts zal o.a. op basis van uw gezondheidstoestand, eventuele (eerdere) aandoeningen, chirurgische ingrepen en/of ander geneesmiddelgebruik bepalen welke tromboseprofylaxe het beste bij u past.

    Het komt ook voor dat mensen allergisch voor bepaalde medicatie (blijken te) zijn, of last hebben van bepaalde bijwerkingen. In dat geval wordt veelal voor een ander type antistollingsmiddel gekozen. Zo hebben wij bijvoorbeeld cliënten die, om die reden, van een DOAC naar cumarines zijn overgestapt. Verderop in dit blog leest u meer over deze twee typen antistollingsmedicijnen.

 

Soorten antistollingsmiddelen

Als het gaat om antistollingsmedicatie, zijn er twee hoofdcategorieën te onderscheiden:

 

1. Anticoagulantia

Dit krachtige geneesmiddel vertraagt de vorming van fibrine: een bloedstollingseiwit dat betrokken is bij de vorming van bloedstolsels. Dit type medicatie wordt vaak voorgeschreven aan mensen die een verhoogd risico op trombose – en daarmee bijvoorbeeld op een beroerte, hartinfarct en/of (recidief) longembolie – hebben.

Bekende voorbeelden van antistollingsmiddelen zijn cumarines (VKA’s ofwel vitamine K antagonisten), LMWH’s (laagmoleculaire heparine-injecties) en DOAC’s (directe antistollingsmiddelen).

 

2. Antiplaatjesmiddelen

Dit type medicatie voorkomt samenklontering van uw bloedplaatjes, dat zijn kleine cellen in het bloed die betrokken zijn bij de bloedstolling. Deze ‘bloedplaatjesremmers’ worden vaak voorgeschreven aan mensen met hart- en vaatziekten, die een relatief laag risico op de vorming van (gevaarlijke) bloedstolsels hebben.

Bekende voorbeelden van antiplaatjesmiddelen zijn aspirine, clopidogrel en cilostazol.

 

Bijwerkingen

Antistollingsmiddelen verminderen het risico op bloedstolsels, maar kunnen ook een (iets) verhoogd risico op bloedingen geven. Denk aan een ‘spontane’ blauwe plek, bloedneus, tandvlees- of interne bloeding.

Daarom is het voor trombosepatiënten essentieel om de juiste balans te vinden en de bloedstollingswaarde (INR-waarde) zo constant als mogelijk te houden. U wordt daarbij begeleid door betrokken trombosedienst en/of behandelend arts.

 

Periodieke controle

Bij een trombose (zelfzorg) behandeling op basis van cumarines is een periodieke INR-meting onderdeel daarvan; door middel van een bloedafname in het ziekenhuis of een vingerprik (door uzelf of de wijkverpleging). Daardoor kan uw bloedstollingswaarde nauwgezet in de gaten worden gehouden en uw antistollingsmedicatie waar nodig naar boven of beneden worden bijgesteld. Voor een optimale trombosebehandeling en maximaal welzijn.

Tot slot
Een behandeling met antistollingsmiddelen kan levensreddend zijn. En ook al heeft u nog nooit te maken gehad met een bloedstolsel en/of trombose, dan kan het in sommige situaties toch voorkomen dat de behandelend arts/specialist u preventief antistollingsmiddelen voorschrijft. Bijvoorbeeld bij:

  • Een gebroken been
  • Een ingreep
  • Langdurig bedrust

Heeft u vragen over dit artikel of bent u geïnteresseerd in onze hoogwaardige zelfzorgbehandeling bij trombose, met antistollingsmiddelen op basis van cumarines (VKA’s)? Laat het ons weten of meld u direct gratis en vrijblijvend aan via www.trombosezelfzorg.nl om te kijken of u in aanmerking komt.

(Trombose)zorg voor uzelf. Altijd & overal.

 

Andere blogs

Andere artikelen die u wellicht ook interessant vindt: